De wind had zich gisteren blijkbaar vergaloppeerd. Met een rustige 2bf nam hij afscheid van het statige Doornik op weg naar St. Quentin. Het anders zo grijsgrauwe noorden had een zonnig kleedje aangetrokken. De beelden op het jaagpad langs de Schelde maakten indruk op hem. Hier heerste nog de noeste industrie van cement en zand. Schoonheid doorheen de lelijkheid.
De Schelde, dat was een stuk van zijn jeugd. Uren kon hij staren naar de volgeladen boten aan de brug van Oudenaarde. Uitzoeken waar ze vandaan kwamen ,waar ze heen gingen. Voor volwassenen een bron van irritatie, voor hem een wereld van fantasie. Aan de bron van die Schelde zou hij vandaag voorbijfietsen. De brede watermassa met haar economische en culturele dominantie in het noorden verwerd met de kilometer tot een kleine rivier, een beek, een nietigheid, een gulp uit de bodem. Hij werd even stil. De lichtjes waren al lang niet meer te zien. Toch ging zijn hart wat sneller slaan. Misschien zou ze op hem wachten en zou ze aan de kade staan. Telkens hij de lichtjes zag, was het of hij in haar ogen keek, ogen die zo veel liefs vertellen. Dan was hij de koning te rijk.
De wind was blijkbaar snel gerecupereerd en schakelde over op 3bf. Aan de 4 geraakte hij niet meer. Het zal hem leren zo te keer gaan op de dag van zijn vertrek. Eigen schuld, dikke bult. Maar de wind had een nieuwe partner in crime, een verzengende zon. Geen drank koel te houden. Vers opslaan was niet evident. Noord-Frankrijk was zuiders geworden. Slapende stadjes, gesloten bar tabacs. ‘A midi on mange’, plachten zijn vroegere collega’s hem duidelijk te maken. ‘Et alors’ wou hij dan telkens zeggen, maar vreesde de daaropvolgende franse diepzinnige gesprekken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten